We hebben een cliënt die het helemaal niet meer zag zitten, ik noem hem even Kees. Kees zat alleen nog maar angstig op zijn kamer. Er was veel begeleiding en in het dossier staat dat psychologische behandeling alleen maar ontregelt. Daar word ik meteen een beetje opstandig van. En ik vind het pijnlijk. Want wie heeft gezegd dat psychologische behandeling niet mogelijk is bij deze cliënt? Dat is niet terug te vinden. De informatie is overgenomen uit eerdere dossiers, zonder dat dit opnieuw is beoordeeld. Dat kan anders.
De overdracht van de cliënten die langdurig of herhaaldelijk zorg nodig hebben, moet beter. En we moeten regelmatig evalueren. Samen met cliënt en collega’s zoeken naar wat er precies aan de hand is, wat er al geprobeerd is. Waar zit nog een ingang? Wat is er mogelijk? Om die inschatting te maken, moeten psychologen en ook specialisten op andere gebieden betrokken worden bij de evaluatie.
Reden waarom dit regelmatig niet gebeurt, is dat er bij het FACT relatief weinig psychologen rondlopen. Ik zie dan ook geregeld cliënten bij FACT waarbij sprake is van onderbehandeling. En dan bedoel ik echt: twintig jaar rondlopen in de ggz en nog nooit een psycholoog gesproken hebben. Er zijn teams waarbij geen of heel weinig (gespecialiseerde) psychologen betrokken zijn, waardoor de kwaliteit van de diagnostiek, de indicatiestelling en behandeling ook moeilijk te waarborgen zijn.
Ik zou willen dat we intern met elkaar samenwerken om cliënten met ernstige klachten passende (psychologische) behandeling te kunnen bieden. Hierom pleit ik voor meer gespecialiseerde psychologen binnen het FACT én meer samenwerking tussen het FACT en de poli’s. Dit laatste is nu moeizaam, omdat de structuur van de organisatie dit niet altijd toelaat. Er lopen zoveel kundige en gespecialiseerde collega’s rond op de poli’s, waarom kan ik die niet gewoon bellen en inschakelen als dat helpend kan zijn?
Inmiddels heeft Kees er een stuk of tien exposure-sessies op zitten en vandaag zag ik hem samen met een politieagent, waar hij al tien jaar doodsbang voor is. Hij ging lachend de deur uit en ik ben supertrots op hem.
- Merl, GZ-psycholoog